Somberte alom in bibliotheekland. Intrede digitale lezen en de angst om het papieren boek/ cq de fysieke bibliotheek te verliezen, grootscheepse bezuinigingen, vernieuwingen waar menigeen moeite heeft in mee te gaan, veranderende werkzaamheden noem maar op. Probeer je dan nog maar eens staande te houden. Het raast om je heen en toch blijft je er als rasechte bibliotheekmedewerker naar streven de klant op een klantvriendelijke manier te woord te staan.
Landelijk wordt er op alle fronten nagedacht over hoe het nou verder moet. Er zijn zwartkijkers en doemdenkers, mensen die gelaten afwachten, er zijn optimisten en voorvechters. Na het lezen van o.a. het VOB persbericht en daarna van Ton de Kruijf (inclusief reacties) en optimistisch denken over bezuinigingen (Edwin Mijnsbergen) vroeg ik mij af waar ik ( de mens van de werkvloer) nou sta. Ben ik een doemdenker? Bij tijd en wijle wel. Wacht ik gelaten af? Niet helemaal. Of ben ik een optimist? Hoop van wel maar weet het ( nog) niet zeker.
Ook vroeg ik mij af welke invloed ik ( als mens van de werkvloer) nou heb. Heb ik die wel? Of zijn het alleen de biebbonzen en de subsidiegevers die bepalen waar wij als bibliotheken in de toekomst staan?
Een ding weet ik zeker. Als mens van de werkvloer die in direct contact staat met onze klant, kan ik, onder het mom van het heeft mijn interesse niet, niet achterblijven in de digitale ontwikkelingen/ veranderingen. Je kunt er niet meer omheen. Wij, mensen van de werkvloer, zitten aan de basis. Daar zit een stuk van onze kracht. Zodat niet alleen van boven af, maar ook bottom-up gewerkt wordt aan ons bestaansrecht. Mensen op de werkvloer: denk mee, doe mee, belijd het in woord en in daad. Met afwachten en niets doen werk je niet mee aan het bestaansrecht van de bibliotheek.
Dit is mijns inziens geen doemdenken, niet gelaten afwachten, maar toch ook een stukje optimisme ( hoop ik).