Een functie op je lijf geschreven.

Halina Zalewska

In 2008 heb ik, vanwege een voor mij op dat moment belangrijke reden, gesolliciteerd naar een voor mij uitstekend passende functie in een andere bibliotheek. Op mijn lijf geschreven. Helaas, in de eerste ronde afgevallen. De reden? Is me ondanks mails en diverse telefoontjes niet duidelijk geworden.
Het was geen functie die in een hokje werd geplaatst. Het was geen bibliothecaris ( medewerker publieksservice en inlichtingen) en ook geen administratief medewerker ( medewerker publieksservice, zoals ik). Mooi, traditionele indeling doorbroken dacht ik.

Inmiddels zijn we 3 jaar verder.
Functieprofielen/ beschrijvingen zijn nog grotendeels hetzelfde als 5 jaar geleden
Takenpakketten en benodigde vaardigheden zijn veranderd. We moeten kunnen netwerken, samenwerken, contacten onderhouden, mediawijsheid uitdragen, digitaal actief zijn en dat uitdragen, projectmatig kunnen werken, digitaal kunnen zoeken, wereldburger en klantgericht zijn. Om er maar een paar te noemen. In de functiebeschrijvingen bij vacatures zie je die nieuwe taken en benodigde vaardigheden terug.
En er zijn functies bijgekomen uiteraard, o.a. ICT-ers, PR- en communicatiemedewerkers, mediacoaches.

Maar traditionele indeling doorbroken? Volgens mij mooi niet. Je hebt ( zeker in een kleine bibliotheek als die van ons) nog steeds bibliothecarissen en administratieve medewerkers. De grenzen vervagen, maar de oude functie omschrijvingen en functiewaarderingen zijn nog steeds in tact.

Wanneer veranderd dat nou eindelijk. Wordt er aan gewerkt? Een eigentijds functiehuis voor alle NL bibliotheken? Zodat ook de functie-omschrijvingen eindelijk voldoet aan hetgeen we nou werkelijk doe(n)? En liefst op mijn/ons lijf geschreven is?
Wie praat mij bij?

We helpen u graag mevrouw.

“Mevrouw, op die poster staat dat ik op www.bibliotheekdommeldal.nl moet kijken of op mijn pasnummer een prijs gevallen is. Weet u wel dat de meeste ouderen helemaal niet kunnen internetten?”

Tja. Ze heeft niet helemaal ongelijk. “U mag het ook altijd even aan het personeel vragen, die helpen u graag en zoeken het even voor u op”.  
In het gesprek dat volgde, kwamen er meer voorbeelden.

“Op het journaal en bij televisieprogramma’s verwijzen ze ook alleen nog maar naar www.nl”.

Inderdaad. Voor mensen die geen internet gebruiken wordt het wel erg lastig.  “Het is een ontwikkeling mevrouw die toch niet meer is tegen te houden”.

“En wat ik heel erg vind, dat u geen Duitse boeken meer heeft. Die las ik altijd om mijn Duits op peil te houden”. 

Ook dat is waar. Ze werden nauwelijks uitgeleend en zijn uit de kasten verdwenen. “Als u even naar mijn collega gaat, dan helpt zij u even een Duits boek te bestellen uit een andere vestiging. Helemaal gratis en u wordt gemaild, sorry gebeld als het boek er is“.  

Mevrouw in kwestie is 92 en goed bij de tijd. Ze is onlangs gestopt met een internet cursus omdat ze zoveel andere dingen deed.  Maar het geeft wel aan dat ontwikkelingen snel gaan en dat er een generatie is die geen aansluiting heeft.

Ok. Ik heb aangeven dat er alternatieven zijn en dat wij haar graag persoonlijk van dienst zijn. Maar toch. Misschien onder het webadres op de poster schrijven “of vraag er naar aan de balie“?

Het houdt me zo bezig.

Als je zo actief bent op het internet zoals ik, komt er nogal wat informatie op je af. Aangezien ik vooral mensen en sites uit het vakgebied bibliotheek volg, komt er een enorme hoeveelheid informatie op me af over wat in bibliotheek minnend Nederland allemaal gaande is. Ik heb hier al eens eerder ( indirect) aandacht aan besteed zoals in mijn posts een mix van erwtjes en worteltjes  en mensen van de werkvloer.

Ik constateer dat ikzelf hierdoor een ontwikkeling doormaak. Het Internet is voor mij “de vakliteratuur’ die anderen uit papieren versies halen.  Een aantal jaren geleden las ik niet eens de vaktijdschriften omdat die toch voornamelijk voor de  bibliothecarissen bestemd waren, dacht ik.  En aangezien ik geen bibliothecaris ben….?

Door die “versnelde” ontwikkeling ( en ik moet toegeven het haast ook niet te kunnen bijbenen)  constateer ik dat er door mijn enthousiasme voor de sociale media en de daar opgedane kennis een grotere kloof ontstaat tussen de overige mensen  die de 23dingen hebben gedaan  en mijzelf. Het zou kunnen zijn dat dit enthousiasme als opdringerig wordt ervaren maar dat is geens zins mijn bedoeling. Laten we proberen elkaar op dit vlak te respecteren. 
Maar het is natuurlijk wel de bedoeling lijkt me dat we de opgedane digitale kennis ook in de praktijk brengen in de relatie tot de lener ( maar je ook  begeeft op de sociale netwerken). Maar of dat ook voldoende gebeurd?    

Natuurlijk, het moet je allemaal interesseren. En niet iedereen houdt van erwtjes of worteltjes. Maar als we niet NU, iedereen op de werkvloer aansluiten, dan wordt de kloof alleen maar groter en wordt aanhaken steeds moeilijker.  Ik wil dat graag doorbreken maar hoe? En is dat mijn verantwoordelijkheid? Ik ga ook niet niet voetballen hoewel andere er dol op zijn. Maar als het zou moeten? Dan ging in het veld op. In een damesteam natuurlijk.  
Ga zo meteen maar eens even een balletje zoeken. En kijken of ik de verdedigers en de keeper kan passeren.

Ps: valt me nu nog even in. Als we als bibliotheken meedoen aan de Week van de  Mediawijsheid dan moeten wij als medewerkers toch ook uitstralen dat wij de ( digitale) kennis hebben? Iedereen!

Creatief in de bieb maar dan anders.

Als achtergrond informatie voor deze post verwijs ik even naar workshop etaleren en presenteren , presentaties in de bieb en volle bak in de bieb.  Hoe is de stand van zaken na ongeveer 1 jaar m.b.t. tot deze tot mijn taak behorende werkzaamheden?
Helaas, weinig activiteit meer van mijn kant op het vlak van creatieve uitspattingen. Thuis geen KBW taart meer in elkaar gefreubeld, geen schilderijtjes van Nijntje meer geverfd, geen rommelmarkten meer afgestruind enz. Enerzijds is door de grotere druk op het aantal uren er nauwelijks meer tijd voor het nadenken over creatieve ideeën op het gebied van presentaties. Anderzijds is het aanbod aan landelijke professionele promotiematerialen en acties toegenomen en zijn er vaker exposities ed. waardoor onze ( redelijk kleine bieb) al vaak vol hangt/ staat  met posters, kunstwerken, verzamelingen ed. Natuurlijk steek ik ook de hand in eigen boezem. Mijn huiselijke activiteiten hebben zich meer toegespitst op 2.0 bezigheden.
Op zich vind ik het jammer dat ik dit “vermogen om iets (nieuws) te scheppen” ( via Wikipedia) niet meer op deze praktische manier kan botvieren.Voordat ik bij de bieb werkte wist ik overigens niet dat ik over deze portie  creativiteit beschikte. In mijn voormalige functie als  gemeente-ambtenaar was die niet zo tot wasdom gekomen ( helaas).
Dan de creativiteit maar op een ander manier inzetten in de vorm van het zoeken naar “een originele oplossing voor een probleem”  : o.a. meedenken over bezuinigingen, vernieuwingen in de bibliotheek. En wellicht komt mijn “creatieve talent”  in de toekomst nog van pas en mag ik weer terug naar noeste handarbeid.Wie weet.

Mensen van de werkvloer.

Somberte alom in bibliotheekland. Intrede digitale lezen en de angst om het papieren boek/ cq de fysieke bibliotheek te verliezen, grootscheepse  bezuinigingen, vernieuwingen waar menigeen moeite heeft in mee te gaan, veranderende werkzaamheden noem maar op. Probeer je dan nog maar eens staande te houden. Het raast om je heen en toch blijft je er als rasechte bibliotheekmedewerker naar streven de klant op een klantvriendelijke manier te woord te staan.

Landelijk wordt er op alle fronten nagedacht over hoe het nou verder moet. Er zijn zwartkijkers en doemdenkers,  mensen die gelaten afwachten,  er zijn optimisten en voorvechters.  Na het lezen van o.a. het VOB persbericht en daarna van Ton de Kruijf (inclusief reacties) en optimistisch denken over bezuinigingen (Edwin Mijnsbergen) vroeg ik mij af waar ik ( de mens van de werkvloer) nou sta. Ben ik een doemdenker? Bij tijd en wijle wel. Wacht ik gelaten af?  Niet helemaal.  Of ben ik een optimist?  Hoop van wel maar weet het ( nog) niet zeker.

Ook vroeg ik mij af welke invloed ik ( als mens van de werkvloer) nou heb. Heb ik die wel? Of zijn het alleen de  biebbonzen en de subsidiegevers die bepalen waar wij als bibliotheken in de toekomst staan?

Een ding weet ik zeker. Als mens van de werkvloer die in direct contact staat met onze klant,  kan ik, onder het mom van het heeft mijn interesse niet, niet achterblijven in de digitale ontwikkelingen/ veranderingen. Je kunt er niet meer omheen. Wij, mensen van de werkvloer,  zitten aan de basis.  Daar zit een stuk van onze kracht.  Zodat niet alleen van boven af, maar ook bottom-up  gewerkt wordt aan ons bestaansrecht.  Mensen op de werkvloer: denk mee, doe mee, belijd het in woord en in daad.  Met afwachten en niets doen werk je niet  mee aan het bestaansrecht van de bibliotheek.

Dit is mijns inziens geen doemdenken, niet gelaten afwachten, maar toch ook een stukje optimisme ( hoop ik).

Social links powered by Ecreative Internet Marketing